Samenvatting onderzoek maatschappelijke werk in wijkteam, WMOloket en CJG

Samenvatting

Mijn startpunt was mijn geraaktheid over het verliezen van contact met de collega’s in mijn moederorganisatie Kontext. Vervolgens ben ik in gesprek gegaan met het management over een opdracht voor onderzoek naar een vraagstuk dat van belang is voor Kontext en dat begeleidingskundig interessant is. Dit wil zeggen, een complex vraagstuk dat zich afspeelt in de interactie tussen de mensen in hun werk.

De initële vraag was hoe de achterblijvers (maatschappelijk werkers die niet gedetacheerd zijn) de ontwikkeling van de vernieuwing blijven volgen. Met vernieuwing bedoel ik de kanteling met een concept als: niet zorgen voor, maar zorgen dat en werken met nieuwe methodieken als Erop af en Dichterbij.  Dit ontwikkelde zich tot de vraag: op welke manier blijven de maatschappelijk werkers die gedetacheerd zijn, verbonden met de organisatie Kontext. Met deze vraag ben ik op pad gegaan.

Uit deze vraagstelling kristalliseerden zich de volgende thema’s: detacheren, verbinden en professionaliseren.  Het inbrengen van deze thema’s in een personeelsbijeenkomst leverde de term dakloosheid op. Maatschappelijk werkers gaven aan, dat zij zich verbinden aan hun nieuwe teams waarin ze gedetacheerd zijn. Uit deze informatie ontwikkelde zich de vraag welke meerwaarde Kontext voor de gedetacheerde maatschappelijk werkers kan hebben.

Vervolgens werd het vraagstuk over de ontwikkeling en het onderhouden van vakmanschap interessant. Daarbij kwam naar voren dat de verbinding met het management ontbreekt. Het management introduceert onderwerpen en vernieuwingen die geen aansluiting vinden bij de maatschappelijk werkers en medewerkers trekken zich terug. Uit deze twee thema’s ontwikkelen zich twee beelden, één over samenwerken en één over vakmanschap.

Bij het ontbreken van de verbinding tussen maatschappelijk werkers onderling en management ontdek ik tijdens gesprekken met de onderzoeksgroep een causaal diagram dat ik het wachtendiagram noem. Het is een model dat binnen de hulpverlening gebruikelijk is. Het gaat over wachten, volgen, sturen en terugtrekken.

Bij het thema vakmanschap hebben we gesproken over de veranderingen.  Hierbij kwamen de volgende pijnpunten naar voren:

  • Wat is of wordt er anders,
  • waar nemen we afscheid van,
  • wat wensen we het maatschappelijk werk toe,
  • dienen we het maatschappelijk werk opnieuw uit te vinden.

In de onderzoeksgroep werd gesignaleerd, dat we een ingrijpende verandering ondergaan. We komen elkaar niet meer dagelijks tegen en in de verschillende functies kunnen we werkzaamheden die we deden niet meer doen. We ervaren, dat we dichter naar de andere beroepsgroepen in de gedetacheerde teams toeschuiven.

We missen het maatschappelijk werk, maar de meeste maatschappelijk werkers ervaren hun nieuwe teams als prettig. We hebben het gevoel gewaardeerd te worden.

De samenleving was ik-gericht, maar de samenleving verandert o.a. door bezuinigingen, gedachten over duurzaamheid en het vluchtelingenvraagstuk. Maatschappelijk werk houdt zich bezig met sociaal functioneren, dus dient mee te veranderen. De professionaliteit verandert ook, deze verandering of verschuiving zit in het model met de titel professionaliseringsdebat?

Gedurende het onderzoek heb ik theoretische kaders gebruikt om mijn ervaringen te verrijken. In de aanvangsfase van mijn onderzoek heb ik veel gehad aan de gedachtegangen van Hart (2012) over de verdraaide organisatie en die van Kampen (2011) over Verwaarloosde Organisaties. Hart (2012) heeft me teruggebracht bij de bedoeling, waar doen we het voor? Kampen (2011) heeft me gebracht bij de compassie, maar ook bij de vraag of maatschappelijk werkers wel zulke professionals zijn als ik denk dat ze zijn. Zijn maatschappelijk werkers in staat om, net als veel fysiotherapeuten of andere HBO-opgeleide professionals, zelfsturend en zelforganiserend te zijn?

Een belangrijke gedachtegang van Levinas (Unen, 2000, pp. 77-114) is een leidraad geworden. Levinas betoogt het volstrekt anders zijn van de ander (mensen zijn vaak bezig met de overeenkomsten en niet met de verschillen t.o.v. elkaar). Een tweede belangrijke gedachtegang is dat hij ervan uitgaat dat we in de kwetsbaarheid een betekenisvolle relatie ontwikkelen. Deze gedachtegang komt op verschillende momenten terug in mijn thesis.

De ontwikkeling van het maatschappelijk werk is nauw verbonden met de ontwikkelingen in de samenleving. De socioloog Bauman (2011) beschrijft de verandering in het denken in de westerse samenleving die van groot belang is voor het maatschappelijk werk in zijn boek Vloeibare tijden. Leven in en eeuw van onzekerheid.

Ewijk (2014) geeft veel inzichten. Zowel over de context van het maatschappelijk werk, als over de theoretische onderbouwing. Bij het maatschappelijk werk kan de normatieve professionaliteit niet ontbreken. Het is dan ook exemplarisch dat binnen het maatschappelijk werk geen plaats wordt ingeruimd voor dit gedachtegoed. Dit geeft aan dat noch de wetenschappers die maatschappelijk werk/sociaal werk ontwikkelen, noch de maatschappelijk werkers zelf, noch de organisaties zich werkelijk verdiepen (ze kijken niet achter de plinten). Ze zijn nog steeds bezig met protocollen en methoden.

Dagobert Wolswijk

Mei 2016

 

Geplaatst in Maatschappelijk werk Zuid-Kennemerland, Vakmanschap

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*